Een Europa draagraket staat klaar op de Woomera lanceerbasis in Australië
Foto: Max Ryan

De European Launcher Development Organisation (ELDO) is een voormalige ruimtevaartorganisatie die begin de jaren ’60 werd opgericht met als doel Europa toegang tot de ruimte te geven door middel van een Europese draagraket. Deze raket kreeg de naam ‘Europa’ en werd ontwikkeld door België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland en het Verenigd Koninkrijk die samen de European Launcher Development Organisation (ELDO) vormden. Omwille van verschillende mislukte lanceringen en technische tegenslagen werd het programma stopgezet en werd de European Launcher Development Organisation (ELDO) samen met de European Space Research Organisation (ESRO) omgevormd tot de European Space Agency (ESA).

Nadat de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten in 1957 en 1958 hun eerste satellieten in een baan om de Aarde hadden gebracht, startten ook andere landen programma’s waarmee men toegang tot de ruimte wou verkrijgen. De ontwikkeling van raketten die toegang boden tot de ruimte was in veel landen een absolute prioriteit aangezien deze ook konden ingezet worden als middellange en lange afstandsraketten. Bovendien stond in de periode toegang tot de ruimte ook gelijk aan macht en vooruitgang. Landen als Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hadden hun eigen, vaak militaire, programma’s om raketten te ontwikkelen maar waren op dat moment niet erg succesvol. Toen in het Verenigd Koninkrijk in april 1960 het Blue Streak programma werd stopgezet, besloot het land in 1961 samen te werken met Frankrijk in de ontwikkeling van een draagraket die een satelliet in een baan om de Aarde kon brengen. Aan de basis van deze opvallende samenwerking lag de jarenlange ervaring die beide landen al hadden verworven op vlak van rakettechnologie. Deze samenwerking leidde op 29 maart 1962 uiteindelijk tot de oprichting van de European Launcher Development Organization (ELDO) waar ook België, Duitsland, Italië en Nederland deel van uitmaakten. ELDO, met hoofdzetel in Parijs, had als belangrijkste doel een ruimtevaartprogramma te ontwikkelen enkel en alleen voor Europese landen. Binnen ELDO zou het Verenigd Koninkrijk de eerste rakettrap leveren van de nieuwe Europese draagraket terwijl Frankrijk de tweede trap en Duitsland de derde rakettrap zou ontwikkelen. Experimentele satellieten zouden ontwikkeld worden in Italië en Nederland zou op zijn beurt verantwoordelijk zijn voor de realisatie van de besturingssystemen en de telemetrie. Australië, dat geen deel uitmaakte van het Verenigd Koninkrijk maar wel van het Britse Gemenebest van Naties, beschikte op dat moment over een grote militaire basis in een afgelegen gebied in het zuiden van Australië die dienst zou doen als test- en lanceerbasis voor de toekomstige Europese draagraketten.

Logo ELDOLogo ELDO

Europa 1

Oorspronkelijk zou de European Launcher Development Organization (ELDO) een draagraket ontwikkelen die de naam ‘ELDO-A’ kreeg en satellieten tussen de 1 ton en 1,5 ton in de ruimte brengen. De drie rakettrappen zouden ontwikkeld worden door het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland en zouden varianten zijn op bestaande raketten zoals de Britse Blue Streak, de Franse Coralie en Duitse Astris raketten. Deze plannen werden in 1962 voorgesteld waarna men in 1964 in Australië, op de militaire basis Woomera, begon met de bouw van de onderste rakettrap. Halverwege 1966 besloot de European Launcher Development Organization (ELDO) het ontwerp van de ELDO-A, die eerder al was omgedoopt tot ‘Europa’, te wijzigen. Zo zou de Europa raket bestaan uit vier rakettrappen in plaats van drie waardoor dit lanceermiddel ook satellieten tot in een geostationaire overdrachtbaan kan brengen. De Europa raket zou een totale lengte hebben van 33 meter, een maximale diameter van 3,3 meter en zou bij zijn lancering een gewicht hebben van 104 ton. De onderste rakettrap van de Europa 1, een variant van de Britse Blue Streak rakettrap uitgerust met twee Rolls-Royce RZ2 raketmotoren, werd op 5 juni 1964 voor het eerst succesvol getest op de Woomera lanceerbasis in Australië (F1). Op 20 oktober 1964 en 22 maart 1965 werden vanuit Australië nog eens twee succesvolle testvluchten uitgevoerd (F2 en F3) met de onderste rakettrap die van Britse makelij was. Een nieuwe belangrijke stap in de ontwikkeling van de Europa 1 raket vond op 24 mei 1966 plaats toen men een onderste rakettrap lanceerde met daarbovenop dummy’s van de tweede en derde rakettrap (F4). Deze testvlucht duurde slechts 136 seconden. Tijdens de vijfde testvlucht (F5), die op 13 november 1966 plaats vond, werd dezelfde configuratie getest als tijdens de voorgaande testvlucht. De vijfde testvlucht verliep succesvol. Bij de zesde testvlucht (F6/1) was het de bedoeling om de eerste twee rakettrappen tot ontbranding te brengen zodat men opnieuw een stap dichter stond bij de realisatie van een echte ruimteraket. Deze testvlucht bleek helaas niet succesvol te zijn doordat de tweede rakettrap van Franse makelij weigerde te functioneren. Dit was de eerste maal dat ELDO te maken kreeg met een grote tegenslag. Tijdens de zevende testvlucht (F6/2) op 5 december 1967 slaagde men er niet in om de onderste en tweede rakettrap van elkaar af te stoten waardoor ook deze test uitdraaide op een mislukking. Ondanks het feit dat deze testvlucht was mislukt was ELDO hoopvol aangezien de twee onderste rakettrappen perfect hadden gefunctioneerd. Tijdens de achtste testvlucht van de Europa 1 (F7) werden de drie rakettrappen voorzien van raketmotoren en bevond er zich in het vrachtruim een kleine satelliet met de naam ‘STV 1’. Nadat de tweede rakettrap zijn taak had volbracht, explodeerde de derde rakettrap in volle vlucht waardoor de satelliet verloren ging. Ook de negende testvlucht, met aan boorde de satelliet ‘STV 2’, eindigde op 3 juli 1969 met een explosie. Tijdens de tiende testvlucht van de Europa 1 raket (F9) op 12 juni 1970 functioneerde de drie rakettrappen perfect maar slaagde men er niet in om de satelliet (STV 3) uit te zetten in een baan om de Aarde. Na deze zoveelste mislukking kreeg de European Launcher Development Organization (ELDO) steeds meer kritiek over zich heen waardoor de organisatie fondsen verloor en leden het programma in vraag begonnen te stellen.

Blue StreakOntwerp van een Britse Blue Streak rakettrap. Deze rakettrap vormde de basis van elke Europa draagraket.

Europa 2

Doordat de European Launcher Development Organization (ELDO) er tegen eind 1969 nog steeds niet was in geslaagd om met de Europa 1 raket een satelliet in de ruimte te brengen en Italië zich uit deze organsatie had teruggetrokken, was ELDO verplicht het ontwikkelingsprogramma aan te passen. Uiteindelijk besliste ELDO in 1970 het Europa 1 programma stop te zetten waarna er plannen opdoken voor de ontwikkeling van een opvolger, de Europa 2. Deze opvolger had hetzelfde ontwerp als zijn voorganger maar werd uitgerust met een vierde rakettrap die een satelliet tot 36 kilogram tot in een geostationaire overdrachtbaan moest brengen. De keuze voor een extra vierde rakettrap lag aan het feit dat satelliettechnologie eind de jaren ’60 en begin de jaren ’70 een enorme opmars kende en satellietcommunicatie vanuit een geostationaire baan onmisbaar zou worden. Frankrijk en Duitsland waren grote voorstanders van de ontwikkeling van de Europa 2 en namen dan ook 90% van de ontwikkelingskosten op zich. De basis van de Europa 2 zou nog steeds in handen zijn van het Verenigd Koninkrijk die de Blue Streak rakettrap ontwikkelde. Ook het gebruik van de test- en lanceerbasis in Australië werd eind de jaren ‘60 in vraag gesteld waarna men concludeerde dat dit geen geschikte plaats was om satellieten te lanceren. Uiteindelijk werd, onder grote druk van Frankrijk, beslist om het hele project te verhuizen naar Frans-Guyana in Zuid-Amerika. Op 5 november 1971 werd op een Franse lanceerbasis in Frans-Guyana alles in gereedheid gebracht om de eerste Europa 2 raket te lanceren. Tijdens deze testvlucht (F11) zou men voor het eerst de vier rakettrappen testen en bevond zich in het vrachtruim van de raket de experimentele satelliet STV 4 die was ontwikkeld door het Italiaanse Fiat Aviazione. Toen er in volle vlucht, op een hoogte van ongeveer 65 kilometer, plots een probleem optrad met één van de rakettrapen explodeerde de Europa 2 raket drie minuten nadat deze was opgestegen vanop de lanceerbasis in Frans-Guyana. Brokstukken van de Europa 2 kwamen vervolgens neer in de Atlantische Oceaan. Na deze mislukte testvlucht werd uiteindelijk beslist een twaalfde testvlucht te annuleren. Daarnaast zou ook het hele project geëvalueerd worden.

Europa raketOp de Woomera lanceerbasis staat op 24 mei 1966 een Europa 1 draagraket klaar voor een testvlucht.
Bovenop de onderste rakettrap bevonden zich twee dummy rakettrappen

Het einde

De vele mislukkingen en teleurstellingen van de ontwikkeling van de Europa draagraket leidden uiteindelijk tot enkele drastische beslissingen. Zo werd de ontwikkeling van een opvolger van de Europa 2, de Europa 3, stopgezet. Daarnaast zag men ook in dat er te weinig samenwerking was tussen de verschillende ELDO-lidstaten die elk afzonderlijk onderdelen ontwikkelden. Zo was West-Duitsland, na de mislukte testvlucht van de Europa 2, ervan overtuigd dat de oorzaak van deze mislukking terug te vinden was bij de slechte onderlinge samenwerking tussen de ELDO-lidstaten. Door de mislukte testvluchten werd het voor ELDO ook steeds moeilijker om aan financiële middelen te geraken. Zo liep in 1971 het totale prijskaartje van de ontwikkeling van de Europa draagraket al op tot meer dan 315 miljoen euro. Toen de Verenigde Staten begin de jaren ’70 ook nog eens hun Space Shuttle programma bekendmaakten, zag Europa in dat het met eigen middelen nooit zou kunnen concurreren met een dergelijk lanceermiddel. Deze bevindingen en conclusies leidden in 1975 uiteindelijk tot de oprichting van de European Space Agency dat werd opgericht door België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, Spanje, Zweden, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk en was ontstaan uit de fusie tussen de European Launcher Development Organisation (ELDO) en de European Space Research Organization (ESRO). Deze fusie zorgde er ook voor dat de ontwikkeling van de Europa raket definitief werd stopgezet aangezien de European Space Agency (ESA) zich vanaf nu ging toeleggen op de ontwikkeling van een nieuwe raket, genaamd ‘Ariane’. Een deel van de technologie van de Europa raket zou uiteindelijk wel zijn weg vinden naar de succesvolle Ariane draagraket.

Belgische bijdrage

België leverde niet alleen een inspanning voor de bouw van een volgstation in Australië, maar werkte ook mee aan de bouw van de eerste Europese draagraket. Zo werden vanaf 1963 de bedrijven SABCA en FN betrokken bij de bouw van de Britse Blue Streak rakettrap. Uiteindelijk produceerde België enkele motoronderdelen en ontwikkelde Bell Telephone Manufacturing Company (BTMC) communicatieapparatuur voor de besturingseenheden voor de Europa 1, 2 en 3 raketten. Daarnaast was BTMC ook betrokken bij een station voor telemetrie in het Braziliaanse Fortaleza en werkte BTMC, het Manufacture Belge de Lampes et de Matériel Electronique (MBLE) alsook het Société d’Etudes Techniques et Constructions Aérospatiales (ETCA) mee aan het PAS (Perigee Apogee System) systeem waarmee satellieten in een geostationaire baan om de aarde moesten gebracht worden. De grootste Belgische bijdrage aan dit ELDO programma was ongetwijfeld de bouw en de levering van het volgstation dat de raket moest volgen tijdens zijn lancering vanop de Woomera lanceerbasis. Op elk moment van de vlucht moest dit station de positie en de snelheid meten van de raket zodat men meteen koerscorrecties zou kunnen doorsturen naar de derde rakettrap. In de herfst van 1966 was het ELDO volgstation in Gove operationeel maar uiteindelijk zou men hier nooit een Europa raket volgen waardoor de Belgische technologie nooit zijn deugdelijkheid kon bewijzen. Uit tests bleek later wel dat de Belgische apparatuur de raket feilloos zou hebben gevolgd. Ook de laatste directeur-generaal van ELDO was een Belg. Nadat de Belg George Van Reeth in 1964 ging werken voor de European Space Research Organization (ESRO) werd hij in 1972 directeur-generaal van de European Launcher Development Organisation (ELDO).

Kris Christiaens

K. Christiaens

Medebeheerder & hoofdredacteur van Spacepage.
Oprichter & beheerder van Belgium in Space.
Ruimtevaart & sterrenkunde redacteur.

Dit gebeurde vandaag in 1974

Het gebeurde toen

De Amerikaanse ruimtesonde Mariner 10 vliegt op een afstand van 703 kilometer langs het oppervlak van de kleine planeet Mercurius. Tot 3 april 1974 werden foto's genomen van de planeet Mercurius door Mariner 10 en het ruimtetuig merkte een zwak magnetisch veld op bij de planeet. De instrumenten aan boord van Mariner 10 merkten ook zeer grote termepartuursverschillen in dag en nacht op bij deze planeet: tussen -183 en 187° C. In totaal nam de sonde tijdens deze eerste passage 2300 foto's.Dit onbemande ruimtetuig werd op 3 november 1973 in de ruimte gebracht en werd het eerste ruimtevaartuig dat twee planeten bezocht tijdens één ruimtemissie. Foto: NASA

Ontdek meer gebeurtenissen

Redacteurs gezocht

Ben je een amateur astronoom met een sterke pen? De Spacepage redactie is steeds op zoek naar enthousiaste mensen die artikelen of nieuws schrijven voor op de website. Geen verplichtingen, je schrijft wanneer jij daarvoor tijd vind. Lijkt het je iets? laat het ons dan snel weten!

Wordt medewerker

Steun Spacepage

Deze website wordt aan onze bezoekers blijvend gratis aangeboden maar om de hoge kosten om de site online te houden te drukken moeten we wel het nodige budget kunnen verzamelen. Ook jij kunt uw bijdrage leveren door ons te ondersteunen met uw donatie zodat we u blijvend kunnen voorzien van het laatste nieuws en artikelen boordevol informatie.

23%

Sociale netwerken